De verschillen vanhet fietswiel zijn:
- De buitendiameter van het wiel
- De nominale maat van de velg en de band
- De breedte van de band
- De inbouwbreedte van de as
De buitendiameter van het wiel is nodig om te bepalen of een wiel in het frame of de voorvork gezet kan worden.
De buitendiameter van het wiel is ongeveer de nominale maat van de velg of band plus twee keer de bandhoogte.
Het plaatsen van een kleinere of grotere velg in de fiets zal niet voorkomen.
Het gebruik van een bredere of smallere band komt wel voor. De maximale bandbreedte die gebruikt kan worden wordt bepaald door de ruimte die er is tussen de voor- of achtervork, het spatbord en de remmen.
Tussen alle onderdelen moet minimaal 2 mm speling blijven als de band hard is opgepompt.
Zo kan op een racefiets over het algemeen een band gemonteerd worden met een maximale breedte van 28 mm. Een bredere band loopt aan tegen de rem of de vork
De nominale velg- en banddiameter is de diameter van de hieldraad van de band en de diameter van de velg waar de hieldraad in komt te liggen.
De nominale breedte van de band is ongeveer de breedte van de band in opgepompte toestand. De nominale breedte van de velg is de breedte van de velg waar de hieldraden komen te liggen. De maten worden aangeduid in mm, waarbij de breedte als eerste wordt gegeven.
Door de hieldraad als maataanduiding te gebruiken kan onmiddellijk vastgesteld worden of een band om een bepaalde velg past. Zo past een band met de maten 25-622 om een velg met maten 16-622 of 19-622.
Ze hebben alle twee als nominale diameter 622 mm. De breedte van de velg is 16 of 19 mm, van de band 25 mm.
Om een velg passen banden met verschillende breedtes. Welke maten dit zijn, wordt aangegeven door de fabrikant.
Fabrikanten zouden zich verplicht moeten voelen de velgmaat en bandmaat aan te duiden volgens de nominale maat die is vastgelegd door de European Tyre en Rim Technical Organisation (ETRTO).
Vroeger werden banden en velgmaten meestal met een inchmaat aangeduid. Maar iedereen gebruikte steeds vaker andere maataanduidingen, waardoor er grote verwarring kon ontstaan.
Door van de maataanduiding van de ETRTO gebruik te maken wordt deze verwarring voorkomen. Voor het omrekenen van oude maten naar de nieuwe maten zijn tabellen beschikbaar.
De meest gangbare velg- en bandmaten zijn 622 (voor race, stads- en randonneursfietsen) en 559 (voor mountainbikes en randonneurs).
In Amerika worden op fietsen algemeen banden met een diametermaat van 559 gemonteerd. Door de opkomst van de mountainbike is deze maat ook in Europa gangbaar geworden en wordt de maat ook voor gewone fietsen gebruikt en zijn er ook smalle banden met een nominale diameter van 559 beschikbaar.
Voor kinder- , vouw- en ligfietsen worden ook kleinere wielmaten gebruikt. Meestal wordt de wielmaat nog in inches gegeven. Dit kan verwarrend zijn omdat met de inchaanduiding meerdere wielmaten bedoeld kunnen worden.
Zo kan een 20” wiel vijf verschillende ETRTO-maten hebben (406, 432, 438, 440 en 451).
Het voordeel van grote wielen is dat deze een lagere rolweerstand hebben, iets meer vering hebben (de langere spaken zijn iets minder stijf) en beter hobbels kunnen nemen.
Kleine wielen worden vooral toegepast omdat ze minder ruimte innemen. Zo heeft de Gazelle ‘expresso’ een klein voorwiel om een rugzakje tussen stuur en voorwiel te kunnen hangen.
De laatste maat die van belang is voor het wiel is de inbouwbreedte van de naaf. Wanneer de vork te smal is kan het wiel gemonteerd worden door de vork uit te buigen of de naaf te vervangen. Wanneer de vork te groot is kan het wiel gemonteerd worden door de vork smaller te buigen of door tussenringetjes te plaatsen ( en eventueel de as te vervangen door een langere). De breedte moet vooral aangepast worden om een freewheel te kunnen monteren, het aantal kettingwielen op het freewheel uit te breiden of bredere versnellingsnaaf te monteren.